van trap
De
planken,
waar men zijn voeten op zet wanneer men naar boven gaat: dat zijn de treden.
Bij een
laddertrap
zijn deze opzij in de trapbomen geschoven; een dergelijke trap bestaat uit niet meer dan bomen en treden.
Een
steektrap
heeft behalve treden ook
stootborden:
de planken waar de neus van de schoen tegen stoot.
Een
spiltrap
is weer ingewikkelder, door de draaiing moeten de treden taps verlopen naar de spil toe;
daar hebben ze soms een oortje als versiering. Ook de voorkant van de trede kan een profiel hebben.
De beloopbaarheid van een trap hangt van veel af, de steilte, de breedte, de leuning.
En niet in de laatste plaats: de
aantrede;
die heeft alles te maken met de maat van de trede.
Het gedeelte van de trede dat uitsteekt vóór het stootbord heet de
wel.
De bovenste en laatste trede maakt deel uit van de verdiepingsvloer en bestaat uit niet veel
meer dan de wel en heet daarom
'
welstuk'.
De onderste trede kan massief uitgevoerd zijn om de
trappaal
hier stevig in te kunnen verankeren.
Deze trede is dan gemaakt van één blok hout of steen en heet
daarom '
bloktrede'.
Tegenover de soms zeer rijk uitgevoerde trappen staat de
ladder
als toonbeeld van eenvoud.
Die heeft geen treden, maar
sporten.
Tekst: Jean Penders, 05-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders